En hij offerde op het altaar, dat hij te Beth-el gemaakt had, op den vijftienden dag der achtste maand, der maand, dewelke hij [55]uit zijn hart verdacht had; zo maakte hij den kinderen Israels een feest, en [56]offerde op dat altaar, [57]rokende.
55. Dat is, naar zijn eigen goeddunken, aannemende de autoriteit om zulk een godsdienst in te stellen, gelijk het hem beliefde, tegen het uitgedrukte bevel des Heeren; Num.15:39.
56. Namelijk, Jerobeam. Vergelijk het eerste van hfdst.13:. Anders, en klom op dit altaar om te roken.
57. Dat is, hetgeen hij offerde was reukwerk; of, hij offerde en rookte tezamen.